Voor de Labradorpost schrijf ik columns over Boris’ belevenissen.Deze is verschenen in de Labradorpost van oktober 2021:
“De eigen hond maakt geen lawaai, hij blaft gewoon” is een uitspraak van Kurt Tucholsky, een Duitse schrijver die leefde van 1890 tot 1935.
Ik ben het er wel mee eens. Ik vind het van mijn eigen hond over het algemeen niet zo erg als hij blaft. Wél als hij daarin doorslaat, maar dat komt hier nauwelijks voor.
Hondengeblaf van ánderen, daar is de rijdende rechter wel aan te pas gekomen. Zo erg is het hier gelukkig écht niet. Je hoort wel eens een blafje of twee, maar om daar nou iemand voor te bellen?
Wat ik wel irritant vind is als honden alles aanblaffen wat voorbij gaat. Jippie! Weer iemand weggejaagd! Weten die honden veel dat diegene helemaal niet naar hen op weg was….
Wat je nog wel eens ziet is dat baasjes dan terug gaan blaffen met kreten als: “Stil!!” of “Hounoutocheenseenkeerop!” Het helpt niets, het nodigt vaak uit tot nóg meer kabaal. Toch blaffen baas en hond elke keer weer.
Boris weet al waar deze blaffende honden wonen in ons dorp. En hij vind dat ook erg spannend. Daar moeten we nog goed op trainen, om gewoon aan zo’n blaffende menigte voorbij te gaan. Het gaat steeds beter, maar soms schrikken we samen van een plotseling blaffende hond.
Boris blaft niet zo vaak. Niet als de bel gaat, en gelukkig blaft hij ook niet elke vlieg aan die voorbij komt. Hij blaft wél als hij ongeduldig is. Als hij meent dat het te lang duurt voordat ik de tuin uitga als we gaan wandelen. Als hij dat koekje wil dat ik te lang in mijn handen heb.
Ook blaft hij als hij blij en enthousiast is omdat we gaan wandelen en ik mijn schoenen aandoe. Of in een speelbuiging en wat blaffen in onze tuin als ik hem wil aanlijnen.
Maar ook (helaas) tijdens onze stage op een zorgboerderij voor mensen met een verstandelijke beperking, als hij vind dat het te lang duurt, of hij het heel spannend vind als een cliënt naar hem staart. Dát is een dingetje dat we beiden nog moeten leren.
Benco, mijn eerste lab blafte áltijd even als de bel ging. En eigenlijk vond ik dat helemaal niet erg. Mocht er iemand met slechte bedoelingen voor de deur staan, dan wist diegene alvast dat we een hond hadden. Dat die hond bij binnenkomst al kwispelend ging vertellen waar de (spreekwoordelijke…) sieraden, papieren en portemonnees lagen, dat vertellen we er maar niet bij.
Als ik diegene die voor de deur stond niet vertrouwde dan nam ik Benco altijd mee toen hij volwassen was. Gewoon, voor de zekerheid. Ik ging er een soort vanuit dat als het echt niet ok was, Benco dat zou aangeven. Nooit nodig gehad, maar het was óók een goed excuus om een verkoopgesprek te beëindigen!
Met Boris heeft dat nog geen enkele zin. Hij is 18 maanden en veel te speels en knuffelig om indruk te maken.
Hier in de buurt is allerlei geblaf te horen. We komen langs een Duitse Herder die vind dat zijn territorium tot de overkant van de straat is. Dat laat hij weten als hij vast staat in de tuin, maar ook als hij achter de voordeur ligt. Onze eerste wandeling is rond half 7 in de ochtend, dus die mensen hebben geen wekker nodig. Ook een aantal kleine hondjes in de buurt is druk met het wegjagen van iedereen die over de stoep schuift. Buiten in de tuin of binnen op de bank, zodra je gespot bent hoor je ze.
Het is vaal ook gewoon hun instinct. Een Duitse Herder is een hond die het erf bewaakt, die laat van zich horen. De teckels die voorbij komen zijn er van oorsprong om oa vossen en dassen weg te jagen. En daar helpt echt geen schattig blafje bij.
Labradors staan niet bekend als honden die vaak blaffen. Beagles en Chihuaua’s zijn een stuk vocaler, Er komt ook een stuk opvoeding bij. Honden die zich vervelen of gefrustreerd zijn blaffen vaker dan honden die het prima naar hun zin hebben. En soms blaffen ze om te waarschuwen. Voor een “eng” persoon. Of voor een prullenbak die ineens langs de weg staat.
De moraal: af en toe een blafje is prima En zeker als daar een reden voor is. Maar niet te gek. En zoals het spreekwoord zegt: “als oude honden blaffen, is het tijd om uit te zien”