Voor de Labradorpost schrijf ik columns over Boris’ belevenissen.
Deze is verschenen in de labradorpost van augustus 2020
Onze eerste hond Benco was 10,5 toen hij overleed. Da’s toch heel wat anders als Boris Boef die hier door het huis en de tuin stuitert.
De wandelingetjes zijn een stuk korter, en als ‘ie wakker is ben je er maar druk mee. De afstanden die je buiten loopt zijn toch een stuk korter, maar als je niet oplet ben je nog lang onderweg.
Boris is helemaal gék van gras en duikt daar het liefste plat op zijn buik in. En dan kun je even niet doorlopen.
En af en toe, tegen Heel Speciale Dingen, moet worden geblaft. Dat doet ‘ie ook tegen zijn – net zelf neergelegde – drol. Welk instinct dat is weet ik niet, maar het is een heel grappig gezicht. (en nee, het mag niet!)
Tijdens het wandelen moeten er dingen verwerkt worden. Daarvoor gaat meneer plat op z’n gat zitten om alles eens rustig te bekijken. En soms moet hij daarbij ook achter z’n oor krabben.
Thuiskomen gaat prima, maar weggaan van huis daar heeft zo’n puppy niet altijd zin in. En dus zakt ‘ie weer op zijn billen om demonstratief te blijven zitten.
Elke keer doe ik dan weer de trukendoos open om Boris mee te krijgen. Gekke geluidjes, brokjes, door m’n knieën zakken, speeltjes, van alles probeer ik om ‘m mee te lokken. Dat moet elke keer weer hilarisch zijn voor de toeschouwers.
We wonen in een klein dorp waar ons – kent – ons echt aan de orde is. Vanwege de kinderen en mijn (vrijwilligers) werk kennen veel mensen ons. Of ze kennen me van Benco.
Hey, heb je een nieuwe? Hoorde ik met enige regelmaat.
Oh heeft Benco een broertje (????)
Waar is die bruine?
Alles heb ik gehoord in de eerste weken dat Boris bij ons kwam wonen.
Maar heb ik nou een nieuwe hond? Of heb ik een ándere hond? Ik ben er nog niet uit. Nieuw klinkt zo als “de oude was stuk en die heb ik weggegooid” En als je zegt “een andere hond” dat impliceert een beetje dat ik Benco heb ingeruild.
Ingewikkeld eigenlijk.
“Is die ‘Labbador’ dood?” Vroeg iemand me laatst. Uuuh? “Ja, dat klopt. En dit is ook een Labrador.”
Als je met zo’n heel donkerblonde (of vosrode?) loopt, dan blijken daar veel vragen over te zijn. Deze kleur zie je minder vaak. Die zwarte, bruine en gele kent iedereen wel. Maar deze is van het onbekende soort. Ik vertelde iemand dat deze kleur vaker voorkomt in de jachtlijnen. “Ooh net als onze hond!” kwam er als antwoord! Dat is óók een jachthond! (Dat klopt. En ‘onze hond’ is pikzwart!)
Het bizarste wat een dorpsgenoot tegen me zei was “oh ik heb die bruine pas nog gezien!” toen ik vertelde dat hij eind januari was ingeslapen. Op dat moment was het half mei. Ze zei het zo stellig dat ik bijna nog aan mezelf ging twijfelen.
Je hebt echt wel veel aanspraak met zo’n schattige pup. Mensen die anders hun mond niet opendoen hebben nu hele verhalen, en willen hem ook nog aaien. En doen dat ook zonder gêne.
Van de fokker kregen we de tip: “zeg dat je op training bent en dat het van de juf niet mag”. Die gebruik ik zeker, maar lang niet iedereen vraagt of ze ‘m mogen aaien. Die duiken er gelijk bovenop.
De bouwvakker die ik tegenkwam was ernstig teleurgesteld toen ik ‘m vertelde dat aaien niet mocht.
En de mevrouw die hem daarna lokte “snapte het wel en wist precíes wat ik bedoelde” toen ik vertelde dat ik niet wilde dat ze ‘m zou aaien.
Deze lijn zetten we door.
Nee is ook een antwoord. Maar lang niet altijd het antwoord wat men wil horen.
Mijn ervaring is dat kinderen meestal wél netjes vragen of ze ‘m mogen aaien.
Laatst kwam er een groepje van een stuk of 6 kleine druktemakers op Boris afgehobbeld en vroegen keurig of ze ‘m mochten aaien. Op dat moment vond ik het geen goed idee. Ik legde ze uit dat hij aan het leren was, en dat het een andere keer wel mocht.
En even vrolijk als ze gekomen waren, hobbelden ze ook weer weg. Ok! doei hond!
Wat zou het fijn zijn als iedereen het vráágt of ze je puppy / hond mogen aaien.
Zouden de kinderen het gewoon nog weten? Hoe irritant het is als een vreemde meneer of mevrouw boven je kinderwagen hangt en tegen je gaat praten? Mensen doen dat bij baby’s tenslotte ook de pas en te onpas. (en die vinden het gek dat baby’s dan niet lachen naar dat vreemde hoofd)
Ik heb in ieder geval geleerd dat ik duidelijk mág zijn of iemand Boris wel of niet aait. En dat dat alleen gebeurd onder mijn voorwaarden.
Er is een hoop te leren met zo’n puppy!